What’s in a nickname?

Pia de Jong bespreekt in haar NRC column Donald Trump’s gewoonte om bijnamen uit te delen aan zijn politieke tegenstanders (NRC, 9 maart). Zij denkt dat het ergste wat een opponent kan overkomen is geen bijnaam waardig te zijn. De bijnaamlozen verlieten namelijk als eersten de race. Dat klopt, maar met deze conclusie kan makkelijk worden onderschat hoe effectief de bijnamen zijn. De cartoonist Scott Adams noemt ze linguistic kill shots. Het loont de moeite uit te leggen welke techniek eraan ten grondslag ligt.

Kenmerk van Trumps bijnamen is dat ze ‘kleefkracht’ hebben: het slachtoffer kan zich er niet meer aan ontworstelen. En ze leiden vaak tot pogingen tot compenseren, waarbij overcompensatie op de loer ligt. Daardoor werken ze als selffulfilling prophecy of als uitlokker van onnatuurlijk gedrag.

De kleefkracht komt door twee kenmerken: een opvallende woordkeuze en het bevatten van een kern van waarheid. Jeb Bush kon in 2016 proberen zijn campagne kracht bij te zetten met de (inhoudsloze) slogan ‘Jeb!’, het was goed gezien dat hij een zekere traagheid uitstraalde. ‘Low energy Bush’ was opvallender dan ‘Slow Bush’, en niemand kon nog naar Bush kijken zonder aan het energielabel te denken. Bush’ pogingen te compenseren versterkten dit alleen maar.

Een andere, vileine techniek is het preluderen op gezondheidsproblemen bij tegenstanders. Hillary Clinton kon als minister een slopend programma aan, maar had als kandidaat één zwak moment tijdens de herdenking van 9/11. Kort daarna werd haar “Low stamina” aangewreven. Opvallende woordkeuze weer, en het gaf bij voorbaat extra betekenis aan elk vermoeidheidsverschijnsel – wat in een slopende campagne zeker zou gebeuren. Ook ‘Crooked Hillary’ was een selffulfilling prophecy: het legde een vruchtbare bodem voor ieder nieuwsbericht over haar emailserver dat onvermijdelijk nog zou komen.

De techniek van Trump is dus het preluderen op iets dat onvermijdelijk gaat gebeuren. Het vervelende is: als je uitlegt hoe het werkt, werkt het nog steeds. Ook als je je realiseert dat ‘Nervous Nancy’ (Pelosi), ‘Cryin’ Chuck’ (Schumer), ‘Crazy Bernie’ (Sanders) en ‘Mini Mike’ (Bloomberg) nogal vileine set-ups zijn, is het moeilijk je aan het effect ervan te onttrekken.

Hetzelfde gebeurt nu met ‘Sleepy Joe’. Eerder was het ‘Creepy Joe’ – toen Biden in de metoo discussie onder vuur kwam wegens zijn nogal fysieke manier van contact maken.
Sleepy Joe is op dit moment effectiever, want het legt de nadruk op Biden’s cognitieve achteruitgang. Biden heeft zijn hele carrière al last van verhaspelingen – in zijn jeugd stotterde hij. Daar komt toenemend traagheid en broosheid bij wegens ouderdom, waardoor Biden slechts minimaal campagne voert. In de beperkte en korte optredens die hij nog doet, is het overcompenseren duidelijk zichtbaar. Hij overschreeuwt zich. Daarbij begaat hij de ene verspreking na de andere verhaspeling – en dat lijkt verder te gaan dan een ex-stotterprobleem. De fouten zijn zo opzichtig dat je je afvraagt of je naar een vroeg stadium van dementie zit te kijken. Hij vergist zich soms in waar hij is, aan welke verkiezing hij meedoet en hij vergeet geregeld halverwege een zin wat hij ook weer wilde zeggen. Hij is lichtgeraakt en scheldt kiezers uit voor draaiende camera’s.

Ondanks dit alles ligt hij nu een straatlengte voor. Het is echter de vraag of hij de conventie haalt zonder dat er ingegrepen moet worden. Leeftijdsdiscriminatie ligt in de VS zo gevoelig dat bijna al zijn voormalige tegenstanders zich achter deze ideeënloze en broze man hebben geschaard (en daarmee ook zichzelf gediskwalificeerd). Trump is de vorige verkiezing in de schoot geworpen door een desastreus slechte campagne van zijn tegenstander. Als dit zo doorgaat wordt Trump’s overwinning lang niet zo nipt als in 2016. 

 



Comments are closed.