Zwartkijkers en grote ego’s – Psy – November 2005
Wie gedacht had dat na het geruchtmakende nummer van MGv over antidepressiva de discussie definitief ten nadele van de pillenlobby was beslecht, heeft buiten Willem van der Does, hoogleraar psychologie, gerekend. In een afgewogen betoog schetst hij de pro’s en contra’s van de diverse behandelingen die er voor depressies voorhanden zijn. Heel nuttig voor het lezerspubliek dat hij voor ogen heeft: mensen met een depressie en hun omgeving. Onomwonden steekt hij – het zal niet verbazen – de loftrompet over de cognitieve gedragstherapie. Keer op keer wijst hij erop dat de wetenschappelijke onderbouwing van cgt solide is en dat zowel lichte, matige als ernstige depressies hier prima mee te behandelen zijn.
In twee hoofdstukken gaat hij ook uitvoerig in op de achterliggende theorie van cgt en maakt hij inzichtelijk hoe de theorie in de psychotherapeutische praktijk werkt. Opmerkelijk is dat hij op het einde van zijn betoog ook even stilstaat bij een potentiële bijwerking: de afhankelijkheidsrelatie die er tussen een patiënt en zijn behandelaar kan ontstaan. Maar meteen stelt hij de lezer weer gerust, want bij een ‘oplossingsgerichte’ behandeling als cognitieve gedragstherapie is dat gevaar eigenlijk te verwaarlozen.
Zijn evidente voorkeur voor de cognitieve gedragstherapie vormt voor hem echter geen belemmering om medicatie op zijn minst het voordeel van de twijfel te geven. Zeker bij een matige en ernstige depressie dient een behandelaar zijns inziens serieus een antidepressivum, of in het geval van een zware depressie, de combinatie van cgt en pillen te overwegen. In voor een leek begrijpelijke bewoordingen legt hij uit hoe de verschillende typen antidepressiva werken en welke voor- en nadelen er aan de opeenvolgende generaties pillen kleven. Ook onderbouwt hij dat de nieuwste geneesmiddelen niet per se voor iedereen noch in alle gevallen de beste hoeven te zijn. Zijn welwillende houding ten opzichte van medicatie weerhoudt hem er overigens niet van om zich zeer kritisch uit te laten over de marketingstrategieën van farmaceuten en de verfoeilijke belangenverstrengeling tussen zogenaamde onafhankelijke onderzoekers en diezelfde industrie.
Maar flauw, om niet te zeggen kinderachtig, is de manier waarop hij zijn collega-hoogleraar Flip Teffers afserveert. Zonder zijn naam te noemen – hij heeft het slechts over ‘een getergde hoogleraar’ die in het tv-programma Netwerk zijn hart luchtte – verwijt hij hem naïef en goedgelovig geweest te zijn.
Ik heb sterk de indruk dat hier zo’n typische hoogleraarruzie beslecht moet worden tussen twee ego’s die in dezelfde branche werkzaam zijn en elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zo kleinzielig kunnen grote geesten blijkbaar zijn.
(Marty PN van Kerkhof)