Wetenschap is te belangrijk om aan theologen over te laten

Vorige week publiceerde NRC dit wollige verhaal van twee hoogleraren theologie die zich beklaagden over deze column van Frits Abrahams waarin hij hun onderzoek naar gebedsgenezing in twijfel trok.  Onderstaande repliek werd door de NRC redacteuren geweigerd wegens plaatsgebrek.

Wetenschap is te belangrijk om aan theologen over te laten

Twee theologen vinden genezing “te belangrijk om aan artsen over te laten” en onderzoeken daarom gebedsgenezing. Ondanks de hele pagina die ze ter beschikking kregen (NRC, 20 februari) om hun gekwetstheid over een column van Frits Abrahams te ventileren, is nog steeds onduidelijk wat ze van plan zijn te onderzoeken. Het lijkt beperkt te blijven tot inventariserend onderzoek: beschrijvingen van gebedsgenezingen met medisch onverklaarbare effecten. Ik vind het magertjes. Er zijn de laatste twintig jaar vele miljoenen besteed aan pogingen om te bewijzen dat gebedsgenezing werkt. In gerandomiseerd onderzoek, aan universiteiten als Harvard, en gepubliceerd in gerenommeerde medische tijdschriften. Wetenschap is bouwen op het werk van je voorgangers. Ik zal het even samenvatten.

In het begin was er een artikel (Harris et al., 1999) in Archives of Internal Medicine. Dit betrof een onderzoek met ruim 900 hartpatiënten die verdeeld werden in twee groepen: mensen voor wie vrijwilligers buiten het ziekenhuis zouden bidden voor ‘snel en compleet herstel’ en een groep voor wie niet gebeden zou worden. Opmerkelijk detail: patiënten noch medische staf waren van het onderzoek op de hoogte. De enige onderzoeker in het ziekenhuis was een kapelaan die de patiënten indeelde, en aan vrijwillige bidders een lijst met voornamen gaf. De rationale was dat als niemand wist van het onderzoek, verwachtingen van patiënten of medici de uitkomsten niet konden beïnvloeden. Dankzij statistische onkunde van auteurs en tijdschriftredactie werd dit artikel gepubliceerd met de claim dat gebedsgenezing een positief effect heeft op het aantal complicaties.

Het leek me destijds wel grappig om in een brief naar het tijdschrift de resultaten voor mezelf te claimen. “De onderzoekers denken dat ze gebedsgenezing hebben onderzocht”, schreef ik, “maar de werkelijkheid is dat ik als helderziende op de hoogte was van dit geheime onderzoek en met psychokinese de uitkomsten op afstand heb beïnvloed. Laat de auteurs maar eens uitleggen waarom hun interpretatie aannemelijker is dan de mijne”. Ik was aangenaam verrast dat het tijdschrift mijn brief afdrukte, maar onthutst over het begeleidende commentaar. Dat luidde namelijk dat mijn poging om gebedsgenezing in diskrediet te brengen via vergelijking met parapsychologie niet opging, omdat er allerlei bewijzen zijn voor parapsychologische effecten. Een tweede brief, waarin ik mijn verbazing uitsprak over het feit dat een toptijdschrift de ene vorm van kwakzalverij probeert te redden door een tweede vorm te erkennen, werd niet gepubliceerd. Ik liet het er verder bij zitten omdat op dat moment een artikel verscheen in het kerstnummer van de British Medical Journal, waarvan ik – naïef – verwachtte dat het ‘einde discusssie’ zou betekenen.

In het BMJ artikel werd een onderzoek gerapporteerd waarbij geheime gebedsgezing achteraf was toegepast: voor patiënten die tussen 1990 en 1996 opgenomen waren geweest voor een infectie, werd in 1998 gebeden. Ook hier werd een effect geclaimd, maar uit alles bleek dat het artikel een poging was om onbenullige onderzoekers een lesje te leren. Niet iedereen heeft de ironie echter opgepikt en het artikel wordt geregeld geciteerd als ondersteunend voor gebedsgenezing.

De nekslag voor dit soort onderzoek kwam in 2006, toen Harvard-onderzoeker Benson op de valreep van zijn carrière zijn reputatie te grabbel gooide met een replicatie van Harris et al. Benson vond dat het na Harris et al. niet langer ethisch verantwoord was om gebedsgenezing in het geheim te doen. De controlegroep wordt immers een mogelijk effectieve behandeling onthouden, dus moet er informed consent plaatsvinden, zoals in alle medisch onderzoek. Het probleem van een effect van verwachtingen werd ‘opgelost’ door patiënten over drie groepen te verdelen: aan één groep werd verteld dat voor hun herstel gebeden zou worden; de overige tweederde werd gezegd: het lot bepaalt of er wel of niet voor u gebeden wordt, dat hoort u pas na afloop. Resultaat: de groep die zeker wist dat voor hen gebeden werd, had meer complicaties. Interpretatie: de mededeling ‘we gaan voor u bidden’ heeft kennelijk stress veroorzaakt (“is het zo slecht met me gesteld?”). En stress is niet goed voor hartpatiënten, maar dit wisten we al.

De moraal van het verhaal is dat medisch-wetenschappelijk onderzoek hoog-gespecialiseerd werk is. Te belangrijk en te moeilijk om aan amateurs over te laten, zijnde een huisarts en twee hoogleraren theologie. Baat het niet, het kan wel schaden, al was het maar het aanzien van de wetenschap.



Comments are closed.